Bekering op het Weteringcircuit?

Het is 9 mei 2018, de dag voor Hemelvaart. Een zonnige dag, de temperatuur was lekker en aangenaam. Ik reed in tramlijn 24 naar het Weteringcircuit om wat muziek te kopen in  de platenzaak van de firma Charles (alleen klassiek !) waar ik lange tijd niet was geweest. Deze ooit zo gerenommeerde zaak van naam waar muziekliefhebbers en leden van het concertgebouw orkest hun muziek aanschaften, bleek  nu een armoedig hok. Overal stoffige en slordig opgestapelde  Cd-roms en Dvd’s . De eigenaresse bleek  een frêle oude  dame op leeftijd te zijn ,  klein van gestalte,  ternauwernood nog te onderscheiden  achter de smoezelige toonbank. Verbaasd keek ik rond en zij  liet onmiddellijk bij mijn binnenkomst haar klachten de vrije loop over de moderne digitale techniek, You-tube en Marktplaats. Plaatsen dus waar nu iedere  muziekliefhebber alles naar gading kon kopen  en er dus voor haar zaak weinig klandizie meer was. Beleefd klaagde ik met haar mee (“tijd en verandering schrijden voort, het is de evolutie van de moderne tijd”).

En passant vroeg ik  of zij misschien de compositie van Nicolo Paganini voor viool en gitaar sonate nr. 2 in D in haar collectie had. Het ging hier om voor mij hemelse muziek die zeker ook paste bij een zonnige en blijde Hemelvaartsdag.

”Ik heb misschien nog wel iets, even zoeken  ” zei de dame met zachte stem en onmiddellijk verdween zij door een soort luik naar een ondergrondse ruimte.

In de kelder van de zaak bleek zij na enig gestommel en een voor mij lang en geduldig wachten,  het gevraagde gelukkig nog ergens op te hebben gescharreld.

Het was precies wat ik in gedachten had, betaalde en vreugdevol gestemd verliet ik de zaak van Charles,  Omdat het mooi weer was nam ik plaats op een grote maar enigszins vervallen bank op het Weteringscircuit, een plek die ik goed ken, vlak voor de poffertjes- of pannenkoekenkraam. Mijn doel was om een kort moment naar het verkeer te kijken dat zich langzaam voort ploegde over het al jaren  opgebroken plein , en dat alles onder toeziend oog van stand-in verkeersbegeleiders in geel-rode vesten.

 

Links van mij op de bank zaten twee oudere heren te discussiëren over een of ander thema en na enige tijd wezen zij op een verkeersbord  dat vlak achter de bank was geplaatst, en met de kennelijke hoop een gesprek te kunnen aanknopen. De oudste van de twee bleek al 87 jaar te zijn.

 “Goedemorgen meneer” zei degene die het dichtste bij mij zat  ”mag ik u wat vragen?. Snapt u dit bord,"?  wijzend op het ronde verbods- of gebods-verkeersbord met een rode rand waarop afgebeeld stond  een omgevallen nog half gevulde fles en met het opschrift  “Alc. %”. Ik miste het getal voor het percentage teken maar vermoedde dat het wel een 0 zou zijn.

 

Ik zei dus dat ik dacht dat het waarschijnlijk iets met een verbod op alcoholgebruik te maken had.

“Juist” riep de andere oude heer “Je mag hier geen alcohol gebruiken. Helaas zijn zulke borden vandaag de dag nodig om al die zondige mensen in het gareel te houden.  Sodom en Gomorra alom meneer, als u mij vraagt, Vandaag de dag luisteren de mensen niet meer naar hun opvoeders. Onverschilligheid alom , De tijd van de moderne zondvloed (Noach in Genesis 6 meneer) is nabij, als u mij vraagt”  en tegelijkertijd haalde de man een foldertje uit de binnenzak van zijn jas.

Ik had slechts 2 of 3 seconden nodig om de folder met allerlei kitsch-achtige vrome plaatjes te herkennen en wist direct waar ik aan toe was met deze heren. Want ik las ``Kunt u echt geloven wat de Bijbel zegt` 

JEHOVA'SA dus.

`Nou ` zei ik voorzichtig tegen de bejaarde spreker,` soms helpen mensen elkaar wel degelijk in nood hoor. Kijk bv maar eens naar het opschrift op die pilaar  achter de bank waar u nu op zit…. ` Hij draaide zich om en las op een pilaar iets wat volkomen in tegenspraak was met dat wat hij zo juist had beweerd want daar stond in grote gebeeldhouwde letters……….

`Schouwenduiveland dankt Amsterdam 1953`

Ter herinnering aan hulp van Amsterdammers voor het door watersnood getroffen Zeeland.

 

Hulp van de zondige Amsterdammers dus voor het noodlijdend Zeeland en dat nog wel zonder hulp van de godsvruchtige aartsvader Noach die de zondvloed moest trotseren , dacht ik meteen.

Ik heb altijd een zwak gehad voor  mensen met bekeringsijver en tracht hen als dat te pas komt met speels genoegen in de val te lokken. Debet daaraan is mijn  opvoeding:  de lagere school met den bijbel, mijn zondagsschool, mijn dominees-familie uit Enschedeeeeee , mijn gereformeerde familie van vaderszijde  en de catechisatie-lessen van wijlen dominee H.A. Visser van de Westerkerk (die notabene -zoals later bleek- nog een kennis was van een van deze oudere Jehova’s ). De Westerkerk waar mijn vader lange tijd diaken was. Derhalve ben ik redelijk bijbelvast,  hoewel ik mij op mijn 22ste jaar heb uit laten schrijven als lid van Ned. Herv. Kerk. 

 Ik vroeg dus enigszins plagend

`Kunt u mij zeggen wat het 5e gebod is ? “ Voor mij een standaardvraag tegenover allen die bekeringsdrang voelen. 

`Nee ´  zei de man bedremmeld.  `Wel’ zei ik `U kent het  vast wel,  het luidt Eert uw vader en uw moeder` waarop zijn compagnon haastig maar toch blij verrast aanvulde ` opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de Heere uw God u geeft. Exodus 20:12´

`Juist` riep ik  "en dat werd gezegd tegen aartsvader Abraham. "

 

Ik zette mij neer op de bank en de heren begonnen enthousiast over het Geloof en de Schepping te praten , kennelijk in de hoop dat zij hier in mijn persoon de ware bekerings-kandidaat voor zich hadden. Het gesprek werd persoonlijker en ik verhaalde in het kort over mijn visie op de bijbel, vertelde over de godvrezendheid van mijn vader, (die overigens met het strijken der jaren steeds vrijzinniger werd en zelfs na zijn 80ste er meer agnostische gedachten op na begon te  houden).  Ik sprak over  mijn ge-emancipeerde kritische moeder die het geloof de rug toe had gekeerd nadat dominee H.Visser haar voorhield dat het overlijden van mijn broer, haar oudste kind, de schuld was van haar ongeloof. Dit wel tot grote verontwaardiging van de twee Jehova’s op de bank.

 

Daarna kantelde het gesprek in de richting van het ontstaan van het leven en de kosmos. Het bleek daarbij dat de oude heren de begrippen schepping ( “iets dat gemaakt wordt uit niets” als een soort toverij ) en evolutie ("iets dat zich ontwikkelt en geleidelijk verandert " als de tijd maar lang genoeg duurt) door elkaar haalden en ik liet mij  ontvallen dat ik hen dat verschil als bioloog wel uit kon leggen.  Ik gaf wel toe dat ik als atheïst niet geloof in “een concrete God als Vader zoals afgebeeld in hun folder, maar dat in de bijbel wel bepaalde wijsheden staan, zoals in andere religies als het Christendom ook wordt verkondigd”  . Waarop een der heren riep ”Maar denkt u toch eens aan die duizelingwekkende ontelbare sterren in het heelal, aan die miljarden cellen in ons lichaam. Dat kan toch niet zonder plan , zonder visie van de almachtige, zijn ontstaan, daar is toch een schepper voor nodig?”

Ik vertelde hen nu dat in mijn grootvaders boekenkast 2 dikke boeken naast elkaar stonden op een ere plek; 1. De Statenvertaling van de Bijbel en 2. “Het ontstaan der soorten” (The Origin of species) van Darwin en,  zo vulde ik aan,  dat mijn gereformeerde opa toch wel meende dat het ieders plicht was alles te onderzoeken, het goede te behouden en niets klakkeloos aan te nemen.

Ik trachtte ook mijn visie uit te leggen dat al onze hemelse en aardse verschijnselen ooit zijn ontstaan uit 1 begin, uit 1 cel, door herhaling via deling , splitsing en vermenigvuldiging en uitsluitend voortgezet kunnen worden  dankzij ons DNA. En dat juist in het DNA de definitieve veranderingen "des levens" plaats vinden. Dat alles in een bepaalde harmonie met de woeste wervelingen van de kosmos , met vallen en opstaan en met wonderbaarlijke schoonheden zal verlopen met vallen en opstaan met mislukking of geluk   als de tijd maar lang genoeg duurt. Maar daartoe is een mensenleven veel te kort om te doorgronden.  “Maar heeft u dan geen eerbied of ontzag hiervoor, kunt u dan niet aannemen dat juist  hier een hogere macht in het spel is,  het is toch een wonder ,  een getuigenis van almacht, en denkt u toch eens aan dat DNA ” ? riep de man nu vertwijfeld.

“Ja “zei ik “het is voor mij en ieder mens niet te begrijpen maar ik kan slechts oordelen met mijn eigen  beperkte verstand en onvermogen en wellicht met een klein beetje eigentjdse kennis. Ik kan daarom ook niet doen alsof ik wil getuigen over iets waarvan mensen zeggen dat ik het  dan maar geloven moet. Ik blijf bescheiden“.

“Maar … hoe bedoelt U?  Kunt u dit alles ontkennen,  het staat toch geschreven in Genesis” ? ,vroeg de man, nu toch  ietwat radeloos.

“Welnu” zei ik “weet u hoe dan het 9de gebod luidt”?

“Uh nee, even niet” werd aarzelend geantwoord door de oudste van de twee heren..

“Welnu” zei ik ,” er staat geschreven  : Gij zult geen valse getuigenis afleggen”

Tegelijkertijd stond ik op,  wenste de heren wat slordig wuivend een aangename voortzetting van de dag toe en spoedde mij met haastige tred naar de tramhalte van lijn 24 , mij in stilte verheugend op de hemelse harmonische en vreugdevolle duizelingwekkende klanken van Paganini’s Andante Cantabile voor viool en guitaar in D. Een subliem meesterwerkje, gekocht uit de restanten van de stoffige collectie van wat eens de bekende firma Charles was bij het Weteringcircuit, onderwijl denkend aan aardse beslommeringen zoals de betekenis  van de 10 geboden.

Warnar Moll  9 mei 2018